James Ensor

Hier zien we maskers en popachtige wezens waarop hij mensen weergeeft.

Ik werd getroffen door zijn kleurgebruik.

 
 

James Sidney Edouard baron Ensor (Oostende, 13 april 1860 - aldaar, 19 november 1949) was een Belgische kunstschilder van het symbolisme. Hij wordt algemeen erkend als de belangrijkste vernieuwer van de moderne kunst in België, een dissonante individualist die zich niet gemakkelijk liet onderbrengen in een of andere kunstrichting. Minder bekend is dat hij ook muziek componeerde.

 

Levensloop

De familie van Ensor. De vader van Ensor, James Frederic Ensor, was de zoon van Britse ouders. De moeder van Ensor was de Oostendse Maria Catharina Haegheman, een dochter van winkeliers in kantwerk die beiden lezen noch schrijven konden. Zij baatte een winkel uit met souvenirs, chinoiserie en maskers. Deze maskers komen later in Ensors werk heel veel terug. Hoewel hij in Brussel geboren was, is James Frederic in Brighton ingeschreven, als zoon van James Rainford en van Anne Andrew, zijn Engelse grootouders. Deze Engelse grootouders waren renteniers uit Sussex. Ensors vader, ingenieur van Bruggen en Wegen, vertrok kort na de geboorte van de kleine James naar de Verenigde Staten om te trachten er fortuin te maken. Het werd een mislukking en hij keerde berooid terug.
Ensor zegt van zijn vader dat hij een verstandig man was, een intellectueel die meerdere talen sprak, een werkelijk superieur man. Hij was geabonneerd op kunsttijdschriften, wat zijn zoon toch beïnvloed moet hebben. Hij kon echter de mislukking niet verwerken en, onder de knoet van een nuchtere en autoritaire Oostendse handelsvrouw, van wie hij trouwens financieel afhankelijk was, begon hij te drinken en werd de schande van het gezin. Hij werd uitgelachen als Oostendse dronkenlap en kwam eens thuis, half kaal geschoren met nog een halve snor. Hij stierf toen Ensor 27 jaar was en op het toppunt van zijn creatieve periode. James Ensor zal de sociale klasse, die zijn vader uitgestoten had, het nooit vergeven en blijven verachten in zijn schilderijen

Portret van James Ensor door Willy Bosschem(2013) James Ensor zelf is nooit getrouwd geweest. Wel had hij een uitverkoren vriendin Augusta Bogaerts, de "Sirene", die hij trouwens schilderde in het bekende dubbelportret van 1905, toen ze 35 was. Ze was 10 jaar jonger dan hij. Hij ontmoette haar voor het eerst toen hij 28 was. Ensor had een zus Mariëtte, meestal Mietje genoemd (zelf noemde hij haar Mitche) die één jaar jonger was dan hij. Ze zou een van zijn favoriete modellen worden. Ze trouwde toen Ensor 32 jaar was met een Chinese handelaar. Het werd geen geslaagd huwelijk. Ze verliet haar echtgenoot na enkele maanden, maar had met hem wel één kind, een meisje dat het lieve zorgennichtje Alex werd en dat Ensor "La Chinoise" noemde. Zij zou later trouwen op haar vijftiende.

De opleiding van Ensor

In 1873 liep de jonge Ensor school op het Oostendse Onze-Lieve-Vrouwecollege. Hij bleek daar een tuchtloos leerling te zijn, maar hij toonde wel al een grote voorliefde voor tekenen. De archieven van het Onze-Lieve-Vrouwecollege bevat een boekje "Le petit sécrétaire" met op het titelblad "Een ruiter te paard", getekend door de jonge Ensor. Hij toonde zijn eerste tekeningen en schilderwerkjes, toen hij amper 14 was, aan de toen bekende meester Louis Dubois, die hem aanmoedigde. Hij bleef slechts twee jaar op deze school. Hij volgt daarna schilder- en tekenlessen bij twee Oostendse kunstschilders Edouard Dubar (een marineschilder die fotograaf werd en lithografieën uitgaf) en Michel Van Cuyck (een olieverfschilder, aquarellist en lithograaf). Ook hier toonde hij zich opstandig en had geen hoge dunk van hun "bedrieglijke spons- en tekentechniek van hun saai, geborneerd en doodgeboren metier". In 1876 volgde hij tekenlessen naar het antiek en naar het levend model aan de Oostendse Academie voor Schone Kunsten. Uit die periode dateren zijn eerste schilderijtjes over de zee, het strand en duin- en polderlandschappen, zoals "Duinen" (rond 1876), "Zicht op Mariakerke" (1876), "De triomfwagen" (1877), "De badkoets op het strand" (1877). Ensor was 17 jaar toen hij zich, op 8 oktober 1877, liet inschrijven aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Brussel. Het was de enige keer dat hij Oostende verliet voor een langere tijd. Hij zou drie jaar wegblijven. James huurde een kleine kamer in de St-Jansstraat, in de nabijheid van de Grote Markt. Hij maakte er kennis met onder anderen Fernand Khnopff. Zijn leraren gaven hem de cursussen schilderen en tekenen naar het klassieke model. Maar hij kreeg het weer aan de stok met zijn leraren. In die periode tekende hij een aantal volksfiguren uit Oostende, niet zozeer uit sociale overwegingen, maar om zijn tekentalent verder te ontwikkelen. Uit die tijd dateert "Golfbreker te Oostende" (1878), "Naakte jongen" (1878), "Polderlandschap" (1878), "Man met de gewonde arm" (begin 1879), "Zelfportret" (1879), "Het meisje met de wipneus" (1879), "Ensor voor de schildersezel" (1879) en de donkere houtskooltekening "Vrouwelijk naakt" (1879) (ook aangeduid als "La Bohémienne"). Toen Ensor 20 jaar was, in 1880, verliet hij de academie en daarmee ook meteen Brussel. Het resultaat van zijn opleiding was niet zo schitterend geweest. Hij kreeg slechts een zevende prijs voor het tekenen naar het klassieke model en een tiende prijs voor het schilderen naar de natuur. Het maakte van hem een boos en verbitterd man en hij zal deze gemoedsstemming uitbeelden in sarcastische en satirische scènes . Hij keerde naar Oostende terug, bij zijn ouders op de hoek van de Vlaanderenhelling en de Van Iseghemlaan (dit huis is afgebroken in 2000). Om te ontsnappen aan zijn bazige moeder trok hij zich terug op de zolder en richtte er zijn eerste atelier in. Vanuit het grote zoldervenster had hij een uitzicht in vogelperspectief op de zee, op straten, gebouwen en voorbijgangers. Dit uitzicht zal zich dan ook weerspiegelen in vele werken. Hij bleef hier wonen tot 1917 en hij maakte ook hier zijn beste schilderijen.

In datzelfde jaar 1880 schilderde hij zijn overbekende "De jongen met de lamp" in overwegend donkere kleuren (gekocht door de Belgische Staat in 1895 voor 2500 frank) en zijn werken "Grijze zee" (1880), "Stilleven met eend" (1880), "Het moeras" (1880). Hij bleef productief en schilderde in 1881 zijn "Vlaanderenstraat in de sneeuw", "Portret van mijn vader", "De sombere dame", "Namiddag te Oostende" "De wolkammer" en "Vrouw met de blauwe sjaal".

Les vingt

Hij stuurt, gesteund in zijn talent door de Brusselse avant-garde, in 1881 drie schilderijen (De koloriste, Het burgersalon en Nature morte) naar het progressieve salon Chrysalide en in 1882 het schilderij "De Russische muziek" naar de tentoonstelling Exposition Générale des Beaux-Arts te Brussel. Het schilderij "Het burgersalon" geeft de verstikkende sfeer terug van zijn eigen huiselijke omgeving. Hij schildert in 1882 zijn "Portret van mijn moeder", "De oestereetster" en "De dame in nood". Vanaf 1882 gaat Ensor behoren tot de kunstkring L'Essor. Hij neemt deel aan de zesde (1882) en de zevende (1883) tentoonstelling van deze groep. In 1885 staat hij opnieuw op het salon van L'Essor. Het werk van Ensor werd meermaals afgewezen, ook door L'Essor. Zijn meeste schilderijen werden echter met misnoegdheid bekeken. Zijn gehele inzending voor het Salon des Beaux-Arts van Antwerpen werd geweigerd. Hij voelde zich miskend, als het ware "bemaskerd". In die inzending zaten onder andere "Namiddag te Oostende" (1881) en "De Oestereetster" (1882), twee werken die later tot zijn meesterstukken zouden worden gerekend . Met "De Oestereetster" neemt Ensor afstand van de donkere sfeer in zijn vorige schilderijen. Hij schildert zijn zuster in een heldere wereld van kleur en licht. Deze verwerping door het salon en door de kunstkritiek betekent een grote ontgoocheling voor Ensor. Hij besluit dan afstand te nemen van de objectieve realiteit en voortaan zijn eigen gang te gaan. "De Oestereetster" werd trouwens 20 jaar later aangekocht door het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, op het Triënnale Salon van 1904. Hij stelt tentoon in het Kursaal van Oostende in 1882 en 1883, op de 32ste Triënnale van Gent (1883) en op het salon van de Société Royale des Aquarellistes Belges (1883). Hij schildert in 1883 het troosteloos bestaan van "De dronkaards" en in 1884 het kleurrijke doek "Daken van Oostende", waarvan de onstuimige hemel enigszins doet denken aan "De laatste reis van het oorlogsschip Téméraire" van William Turner. Trouwens, in 1887 gaat Ensor, samen met Guillaume Vogels, naar Londen om het werk van Turner beter te leren kennen.      De Brusselse jurist Octave Maus ontpopte zich ondertussen als een geestdriftig organisator, mecenas, spreekbuis en bezieler van een revolterende nieuwe kunstenaarsgroep, Les Vingt. Les XX die werd geboren in oktober 1883 en zou uitgroeien tot een merkwaardige groep vernieuwers in de Belgische kunstwereld. James Ensor was een stichtend lid. Elke schilder met een beetje naam of op weg naar bekendheid, zal op deze salons exposeren. Zowel Henri de Toulouse-Lautrec als Georges Seurat hadden hun eerste doorbraak in Brussel.

James Ensor exposeert op de eerste tentoonstelling van Les Vingt in 1884 met zes werken. Hij krijgt nu een eerder geringschattende kritiek, met onder andere een eerste artikel in L'Art Moderne (een tijdschrift geleid door Octave Maus). Maar zijn inzending voor het officiële Salon van Brussel wordt opnieuw geweigerd. Hij stuurde twintig werken naar het salon van Les XX van 1886, maar de kritiek besprak alleen zijn techniek en niet de kunstwaarde van zijn werken. Hij zal deze kritiek tot op de grond toe afkraken in zijn werk "De Calvarie" met hemzelf aan het kruis, als slachtoffer van zoveel onbegrip, en de criticus als Romeins soldaat die zijn zijde doorsteekt.

"Hulde aan James Ensor"
naar "Zelfportret met bloemenhoed" van James Ensor
schilderij door Willy Bosschem (2006)

Ensor tekenaar en etser

Op zijn 25e jaar doken darmklachten op en dat werd de eerste chronische bezorgdheid omtrent zijn gezondheid. Zijn eerste tekeningen van de reeks "Aureolen van Christus" of "De gevoeligheden van het Licht" zagen inderdaad het licht ("De aanbidding van de herders", "Christus wordt aan het volk getoond", "Intrede te Jeruzalem", "Satan en de fantastische legioenen pijnigen de Gekruisigde", "de kruisafneming en de Hemelvaart van Christus"). Zijn angsten en hallucinaties werden niet begrepen bij Les XX. Men sprak over een voortbrengsel van een ziek brein. Maar Emile Verhaeren bespeurde in die werken de invloed van Rembrandt. 1886 was een keerpunt in de artistieke evolutie van Ensors "Licht". Hij nam afstand van zijn sombere "interieurs". Hij maakte zijn eerste etsen, onder andere "Zelfportret pas fini" (1885) en het meesterwerk "De kathedraal" (1886), waarmee hij even beroemd werd. Met "Christus bedaart de storm" (1891) trof hij de roos in het modernisme.

Ensors spectaculaire meesterstuk

In 1888, toen Ensor 28 jaar was, begon hij aan "De Intrede van Christus in Brussel in 1889". Dit werd het meest spectaculaire werk van de jonge meester, dat nadien ook zijn roem zou uitdragen over de gehele wereld. Het werk was een jaar later echter niet af om op het Salon des XX geëxposeerd te worden.

Het was een monumentaal werk geworden van 2,58 meter hoog en 4,31 meter lang. Zijn zolderatelier was niet hoog genoeg en hij moest het doek spijkeren aan de muur, terwijl het onderste gedeelte op de grond blijft liggen. Ensor vraagt aan een huisschilder verf te bereiden in potten van 5 en 10 kg. Hij schildert dan laag per laag, waarbij het schilderij telkens een beetje opgerold wordt.

Buste van James Ensor
Rik Wouters, Mu.ZEE, Oostende

Verdoken in het doek zit Christus (gelaatstrekken van Ensor?) op een ezel, begeleid door een juichende menigte, een fanfare en een bonte stoet met maskers. Duizenden groteske figuren komen uit de achtergrond naar voren gestroomd, met vooraan gemaskerde personages, waarmee Ensor de spot drijft : de verwaande rechter, grijnzende militairen, vissersvrouwen, de zelfvoldane burgerij, een bespottelijk verliefd koppeltje, dokter met tovenaarshoed, de Dood in frak, een stel muzikanten van de "Fanfares doctrinaires" en tenslotte, helemaal vooraan, een pompeuze bisschop die tamboer-majoor speelt. Rechts staan de burgemeester en zijn schepenen in clownskostuum. Bovenaan spant een vaandel met de tekst "Vive la Sociale" (opkomst van de socialistische partij). Ensor zet in feite de hele goegemeente in zijn hemd en laat hen danig voor gek staan. Ensor situeert deze intrede in Brussel omdat hij juist daar zoveel ontgoochelingen heeft meegemaakt.

Het doek bleef 50 jaar lang opgerold liggen in zijn atelier, op de hoek van de Vlaanderenramp. Toch bestaat er een foto uit die periode waarop we het werk wat stuntelig genageld zien tegen de muur van het atelier met tal van andere werken voor. Hij kon het pas echt opspannen in 1917, boven zijn harmonium, toen hij verhuisde naar zijn nieuwe woning in de Vlaanderenstraat. Dit huis, het huidige Ensorhuis, erfde hij van zijn oom Leopold. Bij het transport van het werk naar Parijs voor de grote expositie van 1929 moest eerst een stuk van het gevelbalkon afgebroken worden. Dit gebeurde opnieuw voor de expositie in Brussel in 1939.

Eugène Demolder behoorde tot de kleine kring intellectuelen die het opnam voor Ensor en schreef de eerste monografie over Ensor "Mort Mystique d'un théologien". In 1892 schreef Demolder: "... De schilder Ensor (...) is een van de eersten in België die uitgedaagd is door de moderne zoektocht naar het licht. Hij is een vernieuwer (...) We hebben gezien welke variatie en souplesse Ensor in zijn schilderijen brengt ...".

Het doek werd licht beschadigd door enkele granaatscherven gedurende de Tweede Wereldoorlog. Het doek hing daarna op verschillende plaatsen: in Venetië (1950), in het Casino van Knokke (1971), in het Museum voor Schone Kunsten te Oostende (1977-1978), in bruikleen aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, Chicago en New York (1976) en het Künsthaus te Zürich (1983). Het werd in 1987 aangekocht door het Getty Museum in Los Angeles waar het kundig gerestaureerd werd.

Dit werk heeft mythische proporties aangenomen in de geschiedenis van de moderne kunst. Dit uitzonderlijk werk anticipeert of is zelfs een aanzet tot het expressionisme uit de twintigste eeuw. Nochtans vindt men in dit werk de invloed van vroegere meesters zoals Hiëronymus Bosch, Peter Paul Rubens, William Hogarth, Francisco Goya, J.M. Turner tot Georges Seurat.[1]

De dikke lagen pigment die de lilliputachtige uitzinnige mensenmassa vanuit de achtergrond naar voren drukt tot in de maskers in de voorgrond zijn bijna een groteske parodie op de vlakke ruimtes in de schilderijen van Les XX. Dit gedurfd schilderij, een anachronisme volgens de standaarden van 1889, moet een ware aanval betekend hebben op de eigentijdse schoonheidsconventies. De ruwe lelijkheid van het onderwerp moet niet onderdoen voor de veelvoud aan kleuren in dit werk, de gewilde verwarring in de compositie en het totaal verlaten van een perspectief vanuit één punt. Men moet reeds ver vooruit gaan in de kunstgeschiedenis, naar de brutale vervormingen van na 1945, om iets gelijkaardigs terug te vinden zoals in de werken van Willem de Kooning, Jean Dubuffet en de Cobra-beweging.[2]

Foto's of afbeeldingen kunnen maar moeilijk het buitengewone detail en de stilistische aspecten van dit reusachtig werk weergeven.

Trouwens, Ensor zal nog meerdere malen de figuur van Christus gebruiken, meestal in allegorische zin, zoals "Christus beledigd" (ets, 1886)"

Klik om te vergroten

"Christus beledigd"of Christus als Ecce Homo wordt beschouwd als de eerste ets van Ensor. Sinds de middeleeuwen keert de thematiek regelmatig terug in de kunst. Ensor inspireerde zich trouwens herhaaldelijk op oude kunst. Hier verwijzen de compositie, de oriëntalistische figuren en de lichtwerking naar Rembrandt. Ook het clair-obscur van Gustave Doré werkte inspirerend. Typologisch stond het werk van Jacques Callot eveneens model, bijvoorbeeld in de man op krukken en de militair. Anderzijds verwijst de gebeeldhouwde leeuw recht tegenover Pontius Pilatus (gezeten op het podium)

De stervende Christus" (1888), "Christus bedaart de storm" (1891)

 

, "De man van smarten" (1891) (een verwrongen zelfportret), "Christus en de critici" (1891), "De bekoring van Christus" (1913).

La Libre Esthétique

Wegens het hevig gekibbel tussen de artiesten, heft Octave Maus in 1893 de kunstkring Les XX op, hoewel James Ensor hiertegen heftig protesteert. Maus richt een nieuwe kunstkring op La Libre Esthétique, ditmaal zonder leden, maar uitsluitend uitgenodigden. Ensor wil er de brui aan geven en wil al zijn werken verkopen voor 8000 Belgische frank, maar vindt geen koper. In zijn tegenspoed, miskend en bekritiseerd door zijn tijdgenoten, doet hij dan maar verder, maar juist hierdoor groeit nog zijn scheppende kracht.

Uiteindelijk wordt zijn aparte visie meer en meer aanvaard door de kunstkenners. In 1893 koopt het Brussels Prentenkabinet een groot aantal van zijn gravures (hij had er 44 gemaakt in 1888).

In 1894 werd Ensor uitgenodigd tot de eerste expositie van "La Libre Esthétique" en zelf richtte hij, samen met Guillaume Vogels, in zijn stad de "Cercle des Beaux Arts d'Ostende" op. Nog hetzelfde jaar verkoopt hij 25 gravures aan het Prentenkabinet van Dresden.

In december van dat jaar en aangezet door Eugène Demolder, organiseerde hij zijn eerste eigen tentoonstelling in de Comptoir des Arts Industriels La Royale te Brussel. Dit initiatief wekte de belangstelling van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten en "De Lampenist", het schitterende werk uit 1880, werd in maart van het jaar daarop aangekocht voor 2500 Belgische frank.

In 1898 nam hij deel aan het Salon des Cents te Parijs met 25 werken, maar het verwachte succes blijft uit. Toch verschijnt in 1899 een speciaal nummer van "La plume", gewijd aan de werken van Ensor op deze tentoonstelling. En hetzelfde jaar koopt de Albertina in Wenen honderd gravures van Ensor.

In dit jaar schildert hij ook het welbekende "Zelfportret omringd door maskers" waarin hij zichzelf voorstelt te midden van zijn kunst, een masker tussen de maskers.

De moeder van Ensor stierf in 1914 op tachtigjarige leeftijd (Olie op doek "Mijn dode moeder" 1915). Haar zus, zijn tante Mimi, overleed twee jaar later. Daarmee nam hij afscheid van de twee vrouwen die destijds bij zijn opvoeding een bijzonder bepalende rol speelden.

Ensor en zijn maskers

In het vroege oeuvre van James Ensor is nog geen sprake van maskers. Maar naarmate hij zich genegeerd of afgewezen voelde door de kunstwereld, kwam hij meer en meer ertegen in verzet. Er ontstond een conflictsituatie tussen hem en de maatschappij, zodat hij sterk geladen beelden gebruikt, zoals maskers, skeletten, de dood, carnaval en travestieten om die maatschappij voor schut te doen staan.

Een eerste werk met maskers "Geërgerde maskers" dateert uit 1883. Maar is het is nog niet zo symbolisch geladen, maar eerder een weergave van een carnavalvermomming. Skeletten komen voor het eerst voor in het schilderij "Geraamte bekijkt chinoiserieën" van 1885 en demonen in de ets "Satan en de fantastische legioenen pijnigen de gekruisigde" uit 1886 (reeks Aureolen van Christus). Carnaval en travestie verschijnen in "Carnaval op strand" uit 1887.

Vanaf 1888 gaat het in stijgende lijn : zijn bekende werken : "De intrede van Christus te Brussel" (1888), "Maskers tarten de dood" (1888), "Maskers bekijken een neger goochelaar" (1888) (in feite een overschilderd werk uit zijn academietijd uit 1879), "De verbazing van het masker Wouse" (1889), "De oude dame met de maskers" (1889) en tenslotte zijn overbekende "De intrige" (1890), "De maskers en de dood" (1897), "Doop van de maskers" (1891),"De wanhoop van Pierrot" (1892), "Zelfportret met schelpen en maskers" (1917).

Geraamtes en de dood vormen het hoofdthema in : "Geraamten vechtend om een gehangene" (1891), de tekening "De dood vervolgt de mensenkudde" (1887), "Demonen die mij kwellen" (1888), "De vermenigvuldiging van de vissen" (1891), "Pierrot en skeletten" (1905 en 1907), "Bebloemde schedels" (1909).

James Ensor koos, in zijn strijd tegen de gevestigde maatschappij, dikwijls voor de gewone man. Een frappant voorbeeld is de gekleurde tekening "De staking" (1888). Andere voorbeelden zijn "De pisser" (afbeelding van een burgermannetje), "De goede rechters" (1891), "De gendarmen" (1892), "De slechte dokters" (1892), "In het muziekconservatorium" (1902).

Ensors gloriejaar: baron

Alhoewel hij intussen al geëxposeerd heeft in Hannover (1927), Berlijn, Dresden, Mannheim (1928) en Leipzig, werd 1929 het gloriejaar voor Ensor. Toen werd zijn grootste en belangrijkste retrospectieve georganiseerd in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel. Voor het eerst werd zijn ophefmakende "Intrede van Christus te Brussel" geëxposeerd en werd hij in de adelstand opgenomen als James baron Ensor (Baron J.Ensor, zijn duivel en zijn blazoen, 1934; olie en zwart potlood op paneel). Op 13 april 1930 onthulde hij zelfs zijn eigen standbeeld met zijn lijfspreuk "Pro Luce" in de voortuinen tegenover het Oostendse Kursaal. Men kan zich voorstellen hoe zijn ijdelheid gestreeld werd. Intussen was hij 70 jaar geworden.

Graf van James Ensor

James baron Ensor stierf op 19 november 1949, op 89-jarige leeftijd, in de kliniek van het Heilig Hart te Oostende en ligt begraven naast de toren van zijn geliefde duinenkerkje Onze-Lieve-Vrouw-ter-Duinen, in de Oostendse deelgemeente Mariakerke.

Ensor- jaar 2010

2010 was een belangrijk jaar met een aantal tentoonstellingen van Ensors werk. Het is dan 150 jaar geleden dat hij in Oostende werd geboren. Hierna enkele vermeldingen:

  • Mu.ZEE te Oostende (fusie van PMMK en Museum voor Schone Kunsten Oostende): Ensor en de groep Les Vingt met werk van kunstenaars die Ensor hebben bezocht in Oostende
  • Paleis voor Schone Kunsten in Brussel: Ensor in zijn context met werken van Ensors voorgangers, tijdgenoten en hedendaagse kunstenaars
  • Museum voor Schone Kunsten te Gent: Ensor intiem waar het in 2008 verworven topstuk Kinderen aan het ochtendtoilet(1886) van de Collectie Vlaanderen centraal staat
     
  •  
     
     
      
     
  •  
  •  
 
 
 
 
  

 

 

Here we see masks and pop-like creatures on which he represents people.

I was struck by his use of color.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

James Sidney Edouard baron Ensor

(Ostend, 13 April 1860 - there, 19 November 1949) was a Belgian painter of symbolism. He is widely recognized as the most important innovator of modern art in Belgium, a dissonant individualist who could not easily be accommodated in one or other art direction. Less well known is that he also composed music.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lifecycle

The Ensor family. The father of Ensor, James Frederic Ensor, was the son of British parents. The mother of Ensor was the Ostend Maria Catharina Haegheman, a daughter of shopkeepers who could neither read nor write. She ran a store with souvenirs, chinoiserie and masks. These masks come back much later in Ensor's work. Although he was born in Brussels, James Frederic was enrolled in Brighton, as the son of James Rainford and of Anne Andrew, his English grandparents. These English grandparents were rentiers from Sussex. Ensor's father, engineer of Bridges and Roads, departed shortly after the birth of little James to the United States to try to make a fortune there. It was a failure and he returned destitute.
Ensor says of his father that he was a wise man, an intellectual who spoke several languages, a truly superior man. He was subscribed to art magazines, which must have influenced his son. However, he could not handle the failure and, under the knot of a down-to-earth and authoritarian business woman from Ostend, of whom he was financially dependent, he began to drink and became the shame of the family. He was laughed at like an Ostend drunk and came home, half shaved with half a mustache. He died when Ensor was 27 years old and at the height of his creative period. James Ensor will never forgive and continue to despise the social class that his father had emanated from his paintings.

Lifecycle

Portrait of James Ensor by Willy Bosschem (2013) James Ensor himself has never been married. He did have a chosen friend Augusta Bogaerts, the "Sirene", whom he painted in the familiar double portrait of 1905, when she was 35. She was 10 years younger than him. He first met her when he was 28. Ensor had a sister Mariëtte, usually called Mietje (he himself called her Mitche) who was one year younger than he was. She would become one of his favorite models. She married when Ensor was 32 years old with a Chinese merchant. It was not a successful marriage. She left her husband after a few months, but had one child with him, a girl who became the sweet nurse niece Alex and who called Ensor "La Chinoise". She would later marry at the age of fifteen.

The training of Ensor
In 1873 the young Ensor school ran at the Ostend Onze Lieve Vrouwecollege. He turned out to be a disciple-free student there, but he already showed a great love for drawing. The archives of the Onze-Lieve-Vrouwecollege contain a booklet "Le petit sécrétaire" with on the title page "A rider on horseback", signed by the young Ensor. He showed his first drawings and paintings, when he was barely 14, to the then known master Louis Dubois, who encouraged him. He stayed at this school for only two years. He then took painting and drawing lessons with two Ostend painters Edouard Dubar (a marine painter who became a photographer and published lithographs) and Michel Van Cuyck (an oil painter, watercolourist and lithographer). Here too, he showed himself to be rebellious and had no high opinion of their "deceptive sponge and drawing technique of their dull, forgotten and stillborn business". In 1876 he took drawing lessons to the antiques and to the living model at the Ostend Academy of Fine Arts. From that period, his first paintings about the sea, the beach, and dune and polder landscapes, such as "Dunes" (around 1876), "View of St. Mary's Church" (1876), "The Triumphal Car" (1877), "The Bathtub on the beach "(1877). Ensor was 17 years old when he enrolled at the Royal Academy of Fine Arts in Brussels on 8 October 1877. It was the only time that he left Ostend for a longer period of time. He would stay away for three years. James rented a small room in the St-Jansstraat, in the vicinity of the Grote Markt. He became acquainted with, among others, Fernand Khnopff. His teachers gave him the courses to paint and draw to the classic model. But he got it back with his teachers. In that period he drew a number of folk figures from Ostend, not so much for social reasons, but to develop his drawing talent further. From that time "Breakwater in Ostend" (1878), "Naked boy" (1878), "Polder landscape" (1878), "Man with the wounded arm" (beginning of 1879), "Self portrait" (1879), "The girl with the snub nose "(1879)," Ensor for the easel "(1879) and the dark charcoal drawing" Female nude "(1879) (also referred to as" La Bohémienne "). When Ensor was 20 years old, in 1880, he left the academy and thus immediately Brussels. The result of his training had not been so great. He received only a seventh prize for drawing to the classic model and a tenth prize for painting to nature. It made him an angry and bitter man and he will express this mood in sarcastic and satirical scenes. He returned to Ostend, with his parents on the corner of the Flanders slope and Van Iseghemlaan (this house was demolished in 2000). To escape from his bossy mother, he retired to the attic and set up his first studio there. From the large attic window he had a bird's-eye view of the sea, on streets, buildings and passers-by. This view will therefore also be reflected in many works. He continued to live here until 1917 and he also made his best paintings here. In the same year 1880 he painted his well-known "The Boy with the Lamp" in predominantly dark colors (purchased by the Belgian State in 1895 for 2500 francs) and his works "Gray Sea" (1880), "Still Life with Duck" (1880) , "The swamp" (1880). He remained productive and in 1881 he painted his "Vlaanderenstraat in de sneeuw", "Portrait of my father", "De globere dame", "Afternoon in Oostende" "De wolkammer" and "Woman with the blue scarf".

 

Les vingt


He, supported in his talent by the Brussels avant-garde, sent in 1881 three paintings (De koloriste, Het burgeralon and Nature morte) to the progressive salon Chrysalide and in 1882 the painting "The Russian music" to the exhibition Exposition Générale des Beaux -Arts in Brussels. The painting "Het burgeralon" gives back the stifling atmosphere of its own homely environment. In 1882 he painted his "Portrait of my mother", "The oyster-star" and "The lady in need". From 1882 Ensor will belong to the art circle L'Essor. He participates in the sixth (1882) and the seventh (1883) exhibition of this group. In 1885 he is again at the salon of L'Essor. The work of Ensor was repeatedly rejected, also by L'Essor. Most of his paintings, however, were viewed with displeasure. His entire entry for the Salon des Beaux-Arts of Antwerp was refused. He felt misunderstood, as it were "masked". The entry included "Afternoon in Ostend" (1881) and "De Oesteretster" (1882), two works that would later be considered as his masterpieces. With "De Oestereetster" Ensor takes away from the dark atmosphere in his previous paintings. He paints his sister in a bright world of color and light. This rejection by the drawing room and by art criticism is a great disillusion for Ensor. He then decides to distance himself from the objective reality and henceforth go his own way. "The Oyster Eater" was bought 20 years later by the Royal Museum of Fine Arts in Antwerp, at the Triënnale Salon in 1904. He exhibits at the Kursaal in Ostend in 1882 and 1883, at the 32nd Triennial of Ghent (1883) and at the salon of the Société Royale des Aquarellistes Belges (1883). In 1883 he painted the desolate existence of "De dronkaards" and in 1884 the colorful canvas "Roofs of Ostend", whose turbulent sky is reminiscent of "The last voyage of the war ship Téméraire" by William Turner. By the way, in 1887 Ensor, together with Guillaume Vogels, went to London to get to know the work of Turner better. Meanwhile, the Brussels lawyer Octave Maus turned out to be an enthusiastic organizer, patron, spokesperson and driving force of a revolting new artists' group, Les Vingt. Les XX was born in October 1883 and would grow into a remarkable group of innovators in the Belgian art world. James Ensor was a founding member. Every painter with a little name or on the way to fame will exhibit at these salons. Both Henri de Toulouse-Lautrec and Georges Seurat had their first breakthrough in Brussels.

 

 
James Ensor exhibits six works at the first exhibition of Les Vingt in 1884. He now receives a rather derogatory critique, including a first article in L'Art Moderne (a magazine led by Octave Maus). But his entry for the official Brussels Salon is again refused. He sent twenty works to the salon of Les XX of 1886, but the criticism only discussed his technique and not the art value of his works. He will criticize this criticism to the ground in his work "De Calvary" with himself on the cross, as a victim of so much misunderstanding, and the critic as a Roman soldier stabbing his side
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
"Tribute to James Ensor"
to "Self-Portrait with Flower Hat" by James Ensor
painting by Willy Bosschem (2006)

Invloed van geloof

Zoals  we bij vrijwel alle bekende schilders zien is dat geloof van een grote invloed is.

Van de Nederlandse schilder Rembrandt verscheen er zelfs een Rembrandt-Bijbel.

De eerste wens van Vincent van Gogh was dat hij predikant wilde worden en ook even is geweest.

De belangstelling voor het beeld voor de Bijbelverhalen was ook voor James Ensor aanwezig.

Klik om te vergroten
Klik om te vergroten
 
Klik om te vergrotenhoogmoed
Klik om te vergrotenJezus daalt neer in de hel
Klik om te vergrotende luiheid
Klik om te vergrotenChristus wordt aan het volk getoond
Klik om te vergrotenDe vermenigvuldiging van de vissen









Maak jouw eigen website met JouwWeb